top of page

DESMOS

WAT?

HOE INZETTEN?

EINDTERMEN

Desmos is een app en een webapplicatie waarbij naast het leren van wiskunde ook het leuk vinden van wiskunde centraal staat. Desmos kan gebruikt worden bij de eindtermen rond functies doorheen het hele secundair. Het is in de eerste plaats een grafische rekenmachine, maar kan gebruikt worden voor veel meer dan dat. Het laat studenten toe om inzicht te verwerven in allerlei onderwerpen en werkt visueel zeer ondersteunend, vooral dan bij grafieken en parabolen.

Desmos heeft een groot spectrum aan mogelijkheden om te gebruiken rond verschillende lessen. Wat volgt is een korte opsomming:

-Grafieken: poolcoördinaten, rechthoekscoördinaten, parameter en plots berekenen
- Schuifregelaars: voeg parameters interactief toe om intuïtie te krijgen, of animeer een parameter om het effect op de grafiek te zien
- Tabellen: invoeren en tekenen van gegevens, of het maken van een waardentabel voor een functie
-Statistiek: best passende lijnen, parabolen en meer.
-Interessante punten: Raak een kromme aan om maxima, minima en snijpunten te laten zien. Tik de grijze punten om de coördinaten te zien. Sleep over een kromme om de coördinaten onder je vinger te zien veranderen.
-Wetenschappelijke rekenmachine: typ een berekening in en Desmos geeft het antwoord onmiddelijk. Er zijn wortels, logaritmes, absolute waarde, en nog veel meer.

Eerste Graad: A-stroom

16: herkennen het recht evenredig en omgekeerd evenredig zijn van twee grootheden in tabellen en in het dagelijkse leven.

17: kunnen vanuit tabellen met cijfergegevens het rekenkundig gemiddelde en de mediaan (voor niet-gegroepeerde gegevens) berekenen en hieruit relevante informatie afleiden.

24: kunnen vanuit tabellen recht evenredige verbanden met formules uitdrukken.

25: kunnen functioneel gebruik maken van eenvoudige schema's, figuren, tabellen en diagrammen.

38: bepalen punten in het vlak door middel van coördinaten.

39: stellen recht evenredige verbanden tussen grootheden grafisch voor.

 

Tweede Graad: ASO

22: geven, in betekenisvolle situaties die kunnen beschreven worden met een functie, de samenhang aan tussen verschillende voorstellingswijzen, m.n. verwoording, tabel, grafiek en voorschrift.

23: berekenen, uitgaande van het voorschrift van de standaardfuncties f(x)=x, f(x)=x², f(x)=x³, f(x)=1/x, f(x)= ,de coördinaten van een aantal punten van de grafiek en schetsen vervolgens de grafiek.

24: bouwen vanuit de grafiek van de standaardfuncties f(x)=x en f(x)=x² de grafiek van de functies 
f(x) + k, f(x+k), kf(x) op.

25: leiden domein, bereik, nulwaarden, tekenverandering, stijgen, en dalen, extrema, symmetrie af uit de bekomen grafieken, vermeld in eindtermen 23 en 24.

26: bepalen het voorschrift van een eerstegraadsfunctie die gegeven is door een grafiek of tabel.

27: leggen het verband tussen de oplossing(en) van vergelijkingen en ongelijkheden van de eerste en tweede graad in één onbekende en een bijpassende grafische voorstelling.

28: kunnen stelsels van twee vergelijkingen van de eerste graad met twee onbekenden algebraïsch oplossen en de oplossing grafisch interpreteren.

30: kunnen bij rechten en/of parabolen, gegeven door vergelijkingen, gemeenschappelijke punten bepalen hetzij algebraïsch, hetzij met behulp van ICT.

33: kunnen in toepassingen a en b interpreteren bij gebruik van de eerstegraadsfunctie y=ax + b

 

Tweede Graad: TSO en KSO

17: tekenen, in een opportuun gekozen assenstelsel, een grafiek van het verband tussen variabelen in een gegeven betekenisvolle situatie.

18: kunnen een gegeven tabel en grafiek interpreteren, minstens met betrekking tot: het aflezen van bepaalde waarden, het aflezen van extreme waarden, het interpreteren van het globale verloop (constant, stijgen, dalen)

19: vergelijken en interpreteren de onderlinge ligging van twee grafieken.

22: De leerlingen geven de samenhang aan tussen verschillende voorstellingswijzen van het verband tussen variabelen, m.n. verwoording, tabel, grafiek en formule van het verband tussen variabelen.

23: tekenen de grafiek van een eerstegraadsfunctie.

24: leiden nulpunt, tekenverandering, stijgen of dalen af uit de grafiek van een eerstegraadsfunctie.

 

Derde Graad: ASO

7: bij het oplossen van wiskundige problemen functioneel gebruik maken van ICT.

14: lezen op een grafiek af: eventuele symmetrieën, het stijgen, dalen of constant zijn, het teken, de eventuele nulwaarden, de eventuele extrema

15: bij veeltermfuncties: de afgeleide gebruiken als maat voor de ogenblikkelijke veranderlijke en met behulp van een intuïtief begrip van limiet het verband leggen tussen: het begrip afgeleide, het begrip differentiequotiënt, de richting van de raaklijn aan de grafiek.​

18: bij veeltermfuncties de afgeleide functie gebruiken voor het bestuderen van het veranderingsgedrag en voor het opzoeken of verifiëren van extreme waarden en het verband leggen tussen de afgeleide functie en bijzonderheden van de grafiek.

22: de grafiek tekenen van de functie f(x)=ax (zonodig met behulp van ICT), en domein, bereik, bijzondere waarden, stijgen/dalen en asymptotisch gedrag aflezen.

23: voor geschikte domeinen een verband leggen tussen de functies f(x)=x² en f(x) = , f(x)=x³ en f(x)=³ en naar analogie tussen de functies f(x)=xn en f(x)=n en tussen de functies f(x)=ax en f(x)=alog(x).

24: uit de betrekking ab=c de derde veranderlijke berekenen als de twee andere gegeven zijn (eventueel met behulp van ICT).

 28: voor de functie f(x)=sinx, domein, bereik, periodiciteit, stijgen/dalen en extrema aflezen van de grafiek.

29: de grafieken opbouwen van de functies f(x)=a sin(bx+c) en daarop a, b en c interpreteren.

30: vergelijkingen van de vorm sinx=k grafisch oplossen.

31: bij het oplossen van een probleem, waarbij gebruik gemaakt wordt van bestudeerde functionele verbanden, een functievoorschrift, een vergelijking of een ongelijkheid opstellen.

32: tabellen en grafieken bij bestudeerde functies als hulpmiddel gebruiken om functievoorschriften, vergelijkingen en ongelijkheden te interpreteren.

 

Derde Graad: TSO en KSO

3: bij het oplossen van wiskundige problemen functioneel gebruik maken van ICT.

10: bijzonderheden van grafieken, eventueel aangevuld met tabellen, aflezen zoals periodiciteit, symmetrieën, stijgen en dalen, extreme waarden, lineaire en exponentiële groei.

11: grafieken tekenen van enkele eenvoudige functies (mede met behulp van ICT).

13: problemen, waarbij een functioneel verband gegeven is, oplossen en die oplossing interpreteren (eventueel met behulp van ICT).

15: met behulp vanICT gemiddelde en standaardafwijking berekenen van statistische gegevens

bottom of page